Een krasse knorpot van negentig
Oude mensen in kinderboeken, ze gaan al jaren mee, maar recent krijgen ze meer en meer een centrale plaats. Ook op dit vlak geeft de kinderliteratuur een beeld van wat er in de maatschappij beweegt. In de meeste boeken gaat het om gezellige en hulpvaardige opa's en oma's, maar Ed Franck pakt het in Een kanarie in mijn hoofd anders aan. Hij voert 'een krasse knorpot van negentig' op.
We leren de oude Mo kennen via Wout. Als die met zijn klas een bezoek brengt aan het bejaardentehuis, ontmoet hij toevallig Mo. Het klikt tussen hen, en Wout wordt een vaste bezoeker. Ed Franck focust op de groeiende verstandhouding tussen beiden. Daartoe kiest hij voor een hij-verhaal, met Wout als focalisator. Op die manier kan hij de nodige afstand bewaren, en tegelijk veel aandacht schenken aan Wouts gedachten. Hij typeert hem als een stille, bedachtzame jongen, met een voorliefde voor bijzondere woorden en boeken, een typisch Franck-persona…
Lees verder
Een krasse knorpot van negentig
Oude mensen in kinderboeken, ze gaan al jaren mee, maar recent krijgen ze meer en meer een centrale plaats. Ook op dit vlak geeft de kinderliteratuur een beeld van wat er in de maatschappij beweegt. In de meeste boeken gaat het om gezellige en hulpvaardige opa's en oma's, maar Ed Franck pakt het in Een kanarie in mijn hoofd anders aan. Hij voert 'een krasse knorpot van negentig' op.
We leren de oude Mo kennen via Wout. Als die met zijn klas een bezoek brengt aan het bejaardentehuis, ontmoet hij toevallig Mo. Het klikt tussen hen, en Wout wordt een vaste bezoeker. Ed Franck focust op de groeiende verstandhouding tussen beiden. Daartoe kiest hij voor een hij-verhaal, met Wout als focalisator. Op die manier kan hij de nodige afstand bewaren, en tegelijk veel aandacht schenken aan Wouts gedachten. Hij typeert hem als een stille, bedachtzame jongen, met een voorliefde voor bijzondere woorden en boeken, een typisch Franck-personage. Een van de bewoners noemt Wout een leesbeest, en voegt eraan toe: 'Leeskinderen kijken anders naar de wereld dan speelkinderen. Omdat ze anders in de wereld staan.' Nadat een van de bewoners van het tehuis het lot van de pianovrouw typeerde als treurig, bedenkt Wout: 'Wat een mooi woord voor iets droevigs.' En ook de uitspraak 'Het mooiste geluid, op de stilte na' vindt hij 'mooi gezegd'. Het voordeel van zo'n wijs en taalvaardig personage is dat de lezers kunnen genieten van mooie, beeldrijke en verrassende formuleringen. De muziek van Mozart doet Wout denken aan 'het zijige dekentje waarmee hij als kleuter jarenlang had rondgezeuld.' Ook in zijn gesprekken met Mo komt hij vaak verrassend uit de hoek: 'Je gezicht is net een landkaart, Mo. Je rimpels zijn net riviertjes, alle water vloeit naar je ogen.' Waarop Mo reageert 'Mijn ogen zijn vijvers en mijn neus is een eilandje met een heuvel.' Deze aandacht voor bijzondere taal heeft ook een nadeel. Soms komt Wouts taal gemaakt of te wijs over, bijvoorbeeld wanneer hij uitlegt hoe slim vogels wel zijn: 'Raven zijn niet dom, Mo. Als je een deksel op het pasgevulde etensbakje van een hond legt, blijft die er dwaas voor staan en weet hij niet wat hij moet doen. Maar een raaf? Die trippelt er even omheen, bekijkt het probleem en begint dan aan het deksel te sleuren.' Ook andere personages en de auctoriale verteller gebruiken geregeld beelden die meestal sterk emotioneel geladen zijn: '"Je bent een heerlijk knulletje, weet je dat?" zei ze met een stem als een poezenvacht.' Overigens prikkelt Franck ook op andere manieren de literaire smaakpapillen van de lezer. Hij werkt met symbolen, zoals de bosanemonen, die staan voor het leven dat verder gaat, of de klok die Mo op zekere dag niet meer opwindt, en Mo's pet als band met het verleden: een symbool dat extra geladen wordt wanneer Mo de pet aan Wout geeft. Die pet zorgde trouwens voor de eerste klik tussen de oude man en de jongen. '"Maar mijn pet heb ik nog. Dan lijkt het niet voorgoed voorbij, begrijp je?" Wout knikte, hij had ook nog altijd een knuffel omdat hij niet wilde dat vroeger helemaal voorbij was.' Een van de mooiste fragmenten in het boek draait helemaal om taal, en hoe je het best iets verwoordt. Zo dicteert Mo een brief aan de directrice van het tehuis waarin hij een groentetuin wil 'eisen'. '"Eisen?" zei Wout. "Dat klinkt zo... Ik weet niet. Er is een deftiger woord, eh... Nee, wacht even, wacht even... Verzoeken! Ja, verzoeken, klinkt dat niet vriendelijker?"' Na het moeizame begin gaat het vlotter, tot Mo wil dicteren dat 'die suffe ouwe koppen minder snel dement zullen worden tussen jonge slaplantjes'. Na wat gekissebis staat er uiteindelijk: 'Het zorgen voor jonge planten zal zeker een heilzame invloed hebben op de geest van de tuiniers.'
Het aantrekkelijkste van het boek is de typering van de relatie tussen Wout en Mo en de evolutie daarvan. Ed Franck verwoordt subtiel hoe het vertrouwen tussen de twee toeneemt, en hoe Wout meer en meer in de ban raakt van de oude Mo, ondanks ? of misschien net door ? zijn gemopper. Daarbij weet hij steeds beter Mo's ironie te begrijpen. Vraag is of de jonge lezers die altijd even goed zullen kunnen duiden. Er blijft echter genoeg makkelijk herkenbare humor om de balans met de sterke emoties in evenwicht te houden. Wout wordt in het tehuis geconfronteerd met dementie, lichamelijke aftakeling, vereenzaming, en diep verdriet. Maar Mo's stekelige typeringen en commentaar en zijn niet aflatende plagerijen zorgen voor tegengewicht. Slechts een enkele keer is de humor goedkoop, wanneer Mo van bij de eerste kennismaking met Wout vertelt hoe hij aan zijn vreemde naam kwam op het moment dat zijn moeder bij de geboorte 'zijn piemeltje' zag. Behalve humor, typeert ook fantasie de oude Mo. Hij is een fantast voor wie de grens tussen realiteit en verzinsel flinterdun is. Heel mooi is de passage waarin hij zijn fantastische, kinderlijke droom vertelt, met Wout in de rol van reddende engel, wat bij de laatste opvallend nuchtere, volwassen commentaar uitlokt.
Belangrijk voor Wout is dat Mo hem als een volwassene behandelt: 'Nog nooit had een grote mens zo met hem gepraat, zo, eh... ernstig, ondanks alle grapjes. Hij vond het geweldig. Maar hij zat er wel een beetje beduusd bij te kijken.' Verder in het boek reikt Wouts volwassenheid wel heel ver, wat de geloofwaardigheid van het verhaal bedreigt. De jongen stelt er zelf voor om Mo te wassen onder de douche. In elk geval leert Wout door deze en andere confronterende gebeurtenissen en uitspraken veel over zichzelf, en over het leven. De centrale levensles die Mo hem geeft, is dat hij bijzonder is en dat iemand dat ooit zal opmerken. Maar Mo geeft tussendoor ook andere levenswijsheden mee, soms met zijn typische gevoel voor humor. Zo gaf een monnik hem ooit als belangrijkste les mee '[d]at vlooien verdomd hard kunnen bijten.'
Ed Franck heeft weinig woorden nodig om veel te zeggen: 'Hij liegt weer, maar hij liegt mooi.' denkt Wout als Mo weer aan het fantaseren is. Als het verhaal, en ook Mo, zijn einde naderen, worden de alinea's en de zinnen korter, waardoor de lezer met Wout naar het onafwendbare toeleeft. Dat einde past perfect: de koppige Mo laat niet op zijn kop zitten... [Jan Van Coillie]
Verberg tekst