Bewerkingen zijn niet meer weg te denken uit de hedendaagse kinder- en jeugdliteratuur. Maar dat neemt niet weg dat elke schrijver die zich aan een hertaling waagt, een riskante onderneming aanvat. Elke herverteller moet een aanvaardbaar evenwicht zoeken tussen respectvol omgaan met de historische verwevenheid van het oorspronkelijke verhaal en actualisering om tegemoet te komen aan de eisen van de 21e-eeuwse lezer. Bij klassiekers wordt die inzet nog eens verhoogd. En dat is niet anders bij de klassiekers die Ed Franck over de jaren bewerkte.
Het zijn stuk voor stuk romans met wat hij een 'intrinsieke archetypische waarde' noemt die de jonge, moderne lezers omwille van dat universele gewoonweg moéten gelezen hebben. Hoewel de klassiekers de tand des tijds hebben doorstaan, zijn ze echter vaak nog weinig aantrekkelijk voor de jeugd van vandaag. Jeugdromans moeten niet alleen vlot lezen en structureel doorzichtig zijn, ze moeten de jongeren ook een spiegel voorhouden. Francks grootste doel is dan ook -- zo beweert hij althans in interviews en de nawoorden van zijn bewerkingen -- de klassiekers opnieuw toegankelijk en leesbaar te maken zonder daarbij te raken aan de kern, de typische sfeer, het oorspronkelijke gedachtegoed en de bedoelingen van de auteur. Er moet daarom gesnoeid worden in alles wat remmend kan zijn voor de lezer, alles wat zijn leesritme kan verstoren of "het inlevingsvermogen [...] nodeloos op de proef" stelt (Ed Franck, De hut van oom Tom, 2003). Om dat te bereiken, dienen vooral op technisch vlak de nodige aanpassingen aan taal, structuur en de lengte van passages doorgevoerd te worden. De vraag is echter of deze ingrepen, die we een soort technische actualisering van het gedateerde literaire idioom zouden kunnen noemen, niet onvermijdelijk een actualisering van de contextgebonden kern en het oorspronkelijke gedachtegoed tot gevolg hebben. Francks pogingen om het vermelde evenwicht tussen actualisering en trouw aan de oorspronkelijke geest te behouden, leiden tot een voortdurende wisselwerking tussen identificatie en vervreemding. In de manier waarop de bewerker de dunne lijn tussen de twee bewandelt, tekenen zich twee uiteenlopende tendensen af.
Actualisering
In een deel van zijn bewerkingen doet Franck duidelijk de balans overhellen naar de kant van de actualisering. De schrijver doet daar soms echter ongewild tekort aan de oorspronkelijke opzet van de klassiekers. Dat is bv. het geval bij De hut van oom Tom. Het mijden van vervreemding leidt daarnaast ook onvermijdelijk tot het opschorten van het leesritme, iets wat de bewerker net wou tegengaan. Wat na Francks ingrepen overblijft van de gedateerde taal of inhoud, valt binnen het geactualiseerde kader voor de moderne lezer namelijk uit de toon en dat komt identificatie allesbehalve ten goede. Enkele voorbeelden uit Dracula, recent verschenen in de reeks klassiekers van 'Davidsfonds/Infodok', zullen de 'nodeloze' vervreemding die Franck tracht tegen te gaan, blootleggen.
In zijn nawoord bij Dracula wijst Franck op een noodzakelijke versobering van de "overdadige gevoelsuitbarstingen" uit het origineel omdat die ongeloofwaardig zouden overkomen. Door grondig te snoeien in die sentimentaliteit, doet de bewerker op sommige scharniermomenten echter tekort aan de opzet van dat origineel. Een deel van de gruwel gaat verloren omdat personages veel nuchterder en daardoor ook minder menselijk en geloofwaardig reageren. Franck kiest ervoor de originele historische setting met enkele van haar specifieke waarden en talige conventies trouw te blijven, zolang ze identificatie niet in de weg staat. Op die manier laat de bewerker dat historische kader echter niet duidelijk uit de verf komen. De personages uit Dracula (1897), door Bram Stoker gesitueerd in een eigentijdse, burgerlijke 19e eeuw, zijn als echte kinderen van hun tijd fervente voorstanders van verlichte waarden. Hoewel Francks bewerking die tijdssetting deelt, zou je als lezer vaak haast vergeten dat het verhaal zich niet afspeelt in een soort 'Buffy'-achtige 20e eeuw. De momenten waarop je met je neus op het historische kader gedrukt wordt, komen daarom telkens opnieuw aan als een verrassing en zijn onvermijdelijk storend voor het leesritme. Dat geldt in de eerste plaats voor de taal in de bewerking. Franck hanteert een vrij modern register waarin woorden als "ouwe gabber" niet ontbreken. Dat heeft tot gevolg dat gedateerde waarden/woorden die tussen de verouderde taal van het origineel niet opvallen, in de bewerking wel in het oog springen. Uitspraken als "Ik ben onrein" bv. steken duidelijk af in het geheel van het boek en dat bevordert de inleving allerminst. Hetzelfde geldt voor de krantenartikels die tussen de andere zogenaamd authentieke documenten opgenomen werden. In de fragmentjes worden de 19e-eeuwse conventies gerespecteerd, net als in het origineel. Maar opnieuw doet dat raar aan omdat de conventies misplaatst lijken in het geheel. Wat de burgerlijke waarden die eigen waren aan Stokers 19e eeuw betreft, was Franck zo vrij een heleboel godsdienstige overwegingen te schrappen. Maar er wordt toch nog herhaaldelijk tot God gebeden en ook de moraliserende ondertoon, gecreëerd door de tegenstelling tussen het Kwade en het Reine en centraal in Stokers origineel, is er nog steeds. Door de inperking van die typisch 19e-eeuwse uitweidingen doet Franck je als lezer (bijna) vergeten dat je er andere opvattingen op na houdt dan de personages om je er vervolgens echter (onbedoeld) aan te herinneren dat die personages de zaken wel degelijk anders bekijken.
Oorspronkelijke kern
In andere bewerkingen lijkt de balans dan weer over te hellen naar het oorspronkelijke gedachtegoed. Zoals te verwachten is, wordt ook op die manier het inlevingsvermogen van lezers op de proef gesteld. Franck lijkt deze verstoring van het evenwicht, in tegenstelling tot de eerste tendens, een beetje met tegenzin door te voeren. Soms moeten verhaalelementen uit de originele tekst die verweven zijn met het tijdskader waarin hij ontstaan is, namelijk overgenomen worden opdat de kern van de tekst intact blijft. In enkele nawoorden staat Franck dan ook expliciet stil bij verhaalelementen die slechts betekenis krijgen tegen de historische achtergrond, maar die hij omwille van de verhaallijn behouden heeft in zijn bewerking. Hij lijkt daarmee te willen anticiperen op de bijna onvermijdelijke vervreemding van zijn lezers. Zo waarschuwt de bewerker hen in De klokkenluider van de Notre-Dame (2005) dat ze bij de negatieve typering van de zigeuners "in gedachte [moeten] houden dat dit verhaal zich in de 15e eeuw afspeelt, en dat deze visie in die eeuw waarschijnlijk gangbaar was". In Moby Dick (2003) doet hij iets gelijkaardigs door bij de gruwelijke walvisvangst de 19e-eeuwse context te schetsen.
Ook in deze groep bewerkingen is vervreemding dus niet uit te sluiten maar in tegenstelling tot de vorige groep, wordt hier niet tekort gedaan aan het eigene van de klassiekers. Robinson Crusoë, een bewerking die eerder al uitgegeven werd door 'Averbode' maar nu net verschenen is bij 'Davidsfonds/Infodok', kan het verschil met een hervertelling als Dracula uitstekend illustreren. De bewerker lijkt zijn keuze om 'politiek incorrecte' elementen al dan niet een plaats te gunnen in het verhaal te baseren op hun bijdrage aan de kern van dat verhaal. Alles hangt dus af van wat Franck zelf als de kern beschouwt. Zo lijkt het superioriteitsgevoel van de 'beschaafde' blanke(n) ten opzichte van de kannibalen, dat een essentiële rol speelt in Daniel Defoes Life and Strange Adventures of Robinson Crusoe (1719), voor Franck op het eerste gezicht niet tot de kern van de klassieker te behoren. Politiek minder correcte uitingen en gedragingen lijken door hem geweerd. Als we onder de oppervlakte gaan kijken is Francks Robinson echter ook niet helemaal 'politiek correct', gelukkig maar. Ook hij eigent zich het recht toe Vrijdag naar eigen goeddunken een naam te geven, hem zijn eigen taal te leren en hem te bekeren. Robinson wil Vrijdag duidelijk beschaven terwijl hij zelf amper de moeite neemt toenadering te zoeken tot de levenswijze van de andere. Net als Defoe laat Franck Vrijdag een gebrekkig Engels spreken terwijl de 'beschaafde' Spanjaarden de taal perfect beheersen.
Door op deze manier trouw te blijven aan het originele gedachtegoed, wordt niet alleen recht gedaan aan Defoes klassieker maar krijgt Francks bewerking ook een extra dimensie. Vanuit een modern perspectief lijkt Franck, in tegenstelling tot Defoe, het superioriteitsgevoel van de Europeanen aan de kaak te willen stellen. Het eigene van een klassieker behouden, hoeft dan ook niet noodzakelijk te betekenen er als bewerker mee in te stemmen. Verhaalelementen die samenhangen met een gedateerde wereldvisie kunnen, door middel van identificatie, een medium zijn voor het bevorderen van kritische reflectie bij jongeren. In het geval van Robinson Crusoë tracht Franck op allerlei manieren identificatie met de avonturier te bevorderen. Vanuit die inleving in het personage kunnen lezers tot het besef komen het zelf toch niet helemaal eens te zijn met de opvattingen van het historische personage. Het al dan niet intentionele spel met identificatie en vervreemding draagt zo bij tot een bewustwording en bevraging van de contextgebonden en daardoor vaak gedateerde of 'politiek incorrecte' normen en waarden en de manier waarop die de universele tegenspreken of bevestigen. Vervreemding is op dat moment niet langer een 'nodeloze' rem op het leesritme en de identificatie, maar een handig instrument in een kritische cultuuroverdracht. En is dat nu net niet wat Franck beoogt? [Lien Fret]
Verberg tekst