In haar nieuwe roman De wind kent mijn naam heeft Isabel Allende het zichzelf een stuk moeilijker gemaakt dan in haar vorige, Violeta (2022). In dat boek vertelt ze de geschiedenis van een lang vrouwenleven, zich losjes baserend op het leven van haar moeder. In De wind kent mijn naam verdeelt Allende haar aandacht daarentegen over verschillende levensverhalen die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken hebben. Deze verbrokkeling weerspiegelt zich in de tijdsstructuur, die een stuk ingewikkelder is dan in het grotendeels chronologisch vertelde verhaal van Violeta.
De complexe constructie van De wind kent mijn naam doet denken aan de puzzelromans waarop Mario Vargas Llosa het patent heeft. Ook het grote maatschappelijke engagement waarvan de roman is doortrokken roept het werk van de Peruaanse schrijver in herinnering. Allendes nieuwste gaat onder meer over migratie, geweld, machismo en de vergaande bemoeienissen en interventies van de VS in zijn Latijns-Amerikaanse achtertuin (en dan met name El Salvador).
Ook neemt de auteur geen blad voor de mond bij het beschrijven van misstanden en misdaden. En net als Vargas Llosa duikt Allende niet alleen de grote geschiedenis in, maar zet ze ook de deuren naar de privédomeinen van haar personages wijd open, al verschilt de manier waarop de twee schrijvers dit doen nogal. Allende typeert meer dan dat ze psychologiseert, terwijl Llosa juist diep in de zielen van zijn personages graaft. Daarnaast gunt Allende haar personages iets wat je in Llosa's universum zelden of nooit tegenkomt: een substantiële stap vooruit in het leven of in elk geval de hoop daarop.
Zoals gebruikelijk bij Allende, beslaat De wind kent mijn naam een lange periode. De roman begint in november 1938 in Wenen met de Kristallnacht en eindigt in januari 2022 in Californië, als de ergste periode van de coronapandemie voorbij is. In de eerste delen volgen we het Joodse jongetje Samuel Adler. Zijn ouders worden afgevoerd naar concentratiekampen, maar dankzij de bemiddeling van onze eigen Geertruida Wijsmuller-Meijer komt hij terecht in Engeland. Daar moet hij het hoofd boven water zien te houden op een internaat en in een aantal pleeggezinnen en groeit hij op tot een eenzelvige man die zijn brood verdient als violist in een klassiek orkest.
Vervolgens maakt de roman een grote sprong naar El Mozote, een gehucht in El Salvador waar door de CIA getrainde militairen begin jaren tachtig een bloedbad aanrichten. Dankzij een toevallige omstandigheid ontsnappen het meisje Leticia Cordero en haar vader aan de slachtpartij. Samen vluchten ze naar Amerika, dat het tweede vaderland van Leticia wordt.
Met de introductie van Selena Durán (een jonge vrouw van Mexicaanse afkomst, geboren en getogen in de VS) maakt De wind kent mijn naam opnieuw een reuzensprong. Ze werkt voor een organisatie die zich het lot aantrekt van kinderen die worden gescheiden van hun ouders in het kader van Trumps beleid jegens illegale immigranten uit Midden-Amerika. Selena ontfermt zich over de 7-jarige Anita Díaz. Haar moeder - een jonge weduwe uit El Salvador - is met haar naar Amerika gevlucht omdat ze in haar land haar leven niet zeker was. Ze verdwijnt spoorloos nadat ze haar dochter alleen heeft moeten achterlaten.
In de volgende delen werkt Allende deze drie verhaallijnen verder uit en introduceert ze nog een aantal andere belangrijke personages. De meest memorabele is Nadine LeBlanc, een eigenwijs stuk vreten uit New Orleans dat nadat ze is getrouwd met Samuel Adler niets van haar uitbundige eigenzinnigheid verliest en zich niet alleen ontpopt tot een zeer getalenteerde kunstenaar, maar ook tot een altruïst van formaat.
Samuel en zij trouwen tot driemaal toe met elkaar en Allende weet in kort bestek precies uit te leggen waarom ze dat doen. Haar aforistische trefzekerheid komt daarbij dicht in de buurt van het meesterschap van García Márquez: 'Na tientallen jaren samen wordt de liefde broederlijk en de seks incestueus (...).'
Knap is ook hoe ze in een paar alinea's een heel immigrantenleven weet op te roepen en hoe ze aan een paar simpele zinnen genoeg heeft om je met de neus op de marginale positie van de landen ten zuiden van de grens van de VS te drukken: 'Eigenlijk konden maar weinig mensen El Salvador op een landkaart aanwijzen, en de tragedies van dat zo nabijgelegen land waren als een oude geschiedenis van verre plaatsen. De immigranten uit Centraal-Amerika leken allemaal op elkaar, donkere, arme mensen (...).'
Allende weet de grote verhaallijnen behendig met elkaar te verknopen. Op detailniveau laat ze af en toe wel een steekje vallen. De dialoog is hier en daar onnatuurlijk en in een enkel geval zelfs ronduit knullig ('Ik vind je familietragedie heel erg. Het is verschrikkelijk... Vertel eens, weet je wat er met mijn ouders is gebeurd?'). Ook heeft ze soms de neiging haar personages informatie in de mond te leggen die meer op zijn plaats zou zijn geweest in de vertellerstekst. Als deel van een dialoog worden dit soort passages bijna een opgezegd lesje. En, tot slot: in de hoofdstukken waarin Anita aan het woord is, merk je dat de innerlijke monoloog niet Allendes sterkste punt is. Zoals gezegd, ze is veel beter in typeren dan in psychologiseren.
Wonderlijk genoeg doen deze minpuntjes nauwelijks afbreuk aan de indruk die De wind kent mijn naam maakt als compacte, veelkleurige en soms ook ontroerende roman die een gezicht geeft aan (illegale) migranten én aan de mensen die zich hun lot aantrekken. Mooi meegenomen is bovendien dat de roman niet van humor is gespeend. Zelfs de zwaar getraumatiseerde, saaie, smetvrezende Samuel (hij wast de sla met zeep!) laat zich in dit opzicht niet onbetuigd. Gewend als hij is aan de verfijnde Britse theeceremonie, kan hij in de VS maar niet wennen aan het fenomeen 'theezakjes'. Hij verzint er een term voor die je nooit meer vergeet: condoomthee.
★★★★☆
Uit het Spaans vertaald door Marjan Meijer. Wereldbibliotheek; 286 pagina's; € 24,99.
Verberg tekst