Op het Siciliaanse platteland staat een man kermend en stuiptrekkend op zijn erf, nauwelijks in staat om overeind te blijven. Zijn gezicht is grauw, in zijn ogen ligt een gepijnigde, angstige blik. Als zijn kersverse echtgenote - uitgehuwelijkt door haar moeder en toch al weinig enthousiast over deze zwijgzame, twintig jaar oudere boer - vraagt wat hem toch mankeert, schiet zijn arm de lucht in, wijst hij naar de hemel en brult: 'De maan!' De jonge vrouw vangt nog net een glimp op van een reusachtige vollemaan, die net is opgekomen boven de heuvels, en sluit zich dan op in huis, krankzinnig van angst.
Het is een onvergetelijke scène, een van de vele onvergetelijke scènes, uit de verhalen van de Italiaanse Nobelprijswinnaar Luigi Pirandello - en uit Kaos (1984), de beroemde verfilming van vier van die verhalen door de gebroeders Taviani. 'Mal di luna', luidt de prachtige titel in het Italiaans. 'Maanziekte', heet het in de nieuwe vertaling van Yond Boeke en Patty Krone: '... en nu jankte hij, jankte alsof er een hond in hem zat, en daarna begon bij weer aan de deur te krabben, briesend en huilend als een wolf, en er met zijn hoofd en knieën tegenaan te bonken.'
Een uitzonderlijk mooie vertaling is het, opgenomen in een fraaie selectie uit Pirandello's Novelle per un anno. Dat werk vormt een hoogtepunt uit de 20ste-eeuwse Italiaanse literatuur en is ook eerder verdienstelijk vertaald, onder meer door Anthonie Kee, maar dan in losse, niet altijd even goed verkrijgbare deeltjes. Van een zo'n deeltje, Het naakte leven, kwam de kleine uitgeverij Karakters onlangs nog een met een heruitgave.
De nieuwe bloemlezing, die de titel Geluksvogels kreeg, heeft alles in zich om het Nederlandse publiek (weer) voor Luigi Pirandello te winnen. De lastig te vertalen humor en vlotte dialogen komen volledig tot hun recht. En bijna alle gekozen verhalen hebben ons ook nu, zo'n eeuw na verschijning, nog iets wezenlijks te zeggen over de mens en zijn getob, over zijn wanhoop en zijn wensen.
De verscheidenheid is enorm in dit boek. De verhalen spelen vaak op Sicilië, waar Pirandello vandaan komt, maar ook in Rome en New York. Ze gaan over boeren, arbeiders en actrices, over kleinburgerlijke klerken en benepen markiezen. Het gaat van psychologisch drama en filosofische bespiegelingen tot slapstick- en horrorachtige taferelen (ook verfilmd door de Taviani's: 'De andere zoon', waarin misdadigers met mensenhoofden kegelen).
'Novellen' noemde Luigi Pirandello (1867-1936) zijn verhalen zelf, al zijn de meeste niet langer dan een pagina of tien. Hij begon eraan als broodschrijverij, toen hij in het theater, waar zijn ware ambitie lag, nog niet aan het werk kwam. Later volgde het succes, onder meer met zijn baanbrekende toneelstuk Zes personages op zoek naar een auteur. Ook als romancier brak hij door, met romans als Wijlen Mattia Pascal (verfilmd met Marcello Mastroianni) en Iemand, niemand en honderdduizend. Intussen bleef hij verhalen schrijven. Het moesten er 365 worden, had hij bedacht, een voor elke dag van het jaar. Toen Pirandello stierf, waren er ruim 200 klaar.
Met zijn idee van een jaarkalender zocht Pirandello aansluiting bij Giovanni Boccaccio's Decamerone en De vertellingen van duizend-en-één-nacht, waarin de dagen (of nachten) structuur geven aan een grote raamvertelling. Het verschil is dat bij Pirandello iedere werkelijke samenhang tussen de verhalen ontbreekt. Ze zijn niet ingedeeld op seizoen, plaats of thema, al is er weleens overlap. Het is een raamvertelling zonder raamwerk of ordening, en in feite dus een verzameling losse verhalen.
Soms klinkt er een echo van Boccaccio door, vooral in de kluchtiger verhalen. In 'De Paduaanse pet' verstopt een man zich na een rouwdienst in de kerk, om de dure pet op het hoofd van de gestorvene te stelen. Hij blijkt niet de enige met dat lumineuze idee; de koster was precies hetzelfde van plan. Zoals de naïeve Andreuccio in de Decamerone op jacht gaat naar de juwelen van een dode aartsbisschop en jammerlijk klem komt te zitten in zijn tombe.
Het vertelprocedé is bij Pirandello vaak gelijk, ook in de beschouwender verhalen. In een paar alinea's schetst hij een karakter of een opmerkelijke situatie. In de rest van het verhaal werkt hij dat gegeven uit, al komt de lezer zelden alles te weten. 'De tragedie van een personage', het briljante openingsverhaal, begint als volgt: 'Het is een oude gewoonte van me om de personages van mijn toekomstige verhalen elke zondagochtend audiëntie te verlenen. Vijf uur lang, van acht tot een. En ik bevind me dan meestal in onaangenaam gezelschap.' Deze keer heeft de verteller het extra slecht getroffen, want er komt een personage van een andere schrijver bij hem langs om zich over zijn schepper te beklagen. Die heeft namelijk een ongelooflijke sufferd van hem gemaakt. Kan deze schrijver daar niet iets op verzinnen?
Pirandello tilt de vertelling, zoals vaker, meteen naar een metaniveau; de overeenkomst met Zes personages op zoek naar een auteur is evident. Ook in andere verhalen resoneert de rest van het oeuvre: een man keert terug naar zijn geboortedorp en vraagt zich af of dat nog dezelfde plek is, nu hij er niets meer van herkent. Een ander constateert dat hij zichzelf is ontgroeid: zijn vroegere ik bestaat niet meer, maar wie is hij dan nog wel? Precies de vraag die romanpersonage Mattia Pascal zich stelt, nadat hij per ongeluk is doodverklaard.
Wat veel van deze figuren bindt, is hun zoektocht naar een sluitend verhaal over zichzelf en de wereld. Maar steeds blijkt de werkelijkheid complexer, chaotischer, angstaanjagender dan gedacht. Is er een betere manier om dat verhaal te vertellen dan in een incomplete raamvertelling zonder raamwerk?
*****
Uit het Italiaans vertaald door Yond Boeke en Patty Krone. Van Oorschot; 832 pagina's; € 45.
Verberg tekst