Marianne Thamm woont met haar vriendin en hun twee kinderen in Kaapstad, en daar gaat een ingewikkelde geschiedenis aan vooraf. Die van Georg Thamm, ex-lid van de Hitlerjugend en ex-piloot van de Luftwaffe, die na de oorlog nooit naar Berlijn is teruggekeerd, maar in Engeland is beland. En die van Barbara Maria da Palma Fernandes, die is opgegroeid in het Portugal van dictator Salazar, in Londen werkster werd en daar met Georg Thamm is getrouwd. Met hun kinderen Albert en Marianne emigreerde het stel in de jaren 60 naar Pretoria, toen het apartheidsregime daar stevig in de bodem werd geheid. Afgesneden van hun werelden van herkomst vormden ze daar een behoorlijk disfunctioneel gezin, een familie zonder kerstboom. Genoeg stof dus voor tussentijdse memoires Marianne Thamm is intussen 57. In Zuid-Afrika is ze bekend als progressieve journaliste, in onze contreien prijst Tom Lanoye haar verdiensten als stand-upcomedian op het podium en in het leven. In een voorwoord noemt hij haa…Lees verder
Marianne Thamm woont met haar vriendin en hun twee kinderen in Kaapstad, en daar gaat een ingewikkelde geschiedenis aan vooraf. Die van Georg Thamm, ex-lid van de Hitlerjugend en ex-piloot van de Luftwaffe, die na de oorlog nooit naar Berlijn is teruggekeerd, maar in Engeland is beland. En die van Barbara Maria da Palma Fernandes, die is opgegroeid in het Portugal van dictator Salazar, in Londen werkster werd en daar met Georg Thamm is getrouwd. Met hun kinderen Albert en Marianne emigreerde het stel in de jaren 60 naar Pretoria, toen het apartheidsregime daar stevig in de bodem werd geheid. Afgesneden van hun werelden van herkomst vormden ze daar een behoorlijk disfunctioneel gezin, een familie zonder kerstboom. Genoeg stof dus voor tussentijdse memoires Marianne Thamm is intussen 57. In Zuid-Afrika is ze bekend als progressieve journaliste, in onze contreien prijst Tom Lanoye haar verdiensten als stand-upcomedian op het podium en in het leven. In een voorwoord noemt hij haar een zus, `de belangrijkste reden waarom mijn man en ik al 25 jaar lang elke winter doorbrengen in Kaapstad'. Thamm noemt Lanoye in haar boek `de Johnny Rotten van de Belgische literatuur', en ook `een kleine, intellectuele reus met platvoeten'. In dat laatste geval gaat het meer om een screening van zijn genen, want Thamm en haar vriendin hadden aan Tom en René (`een grote, stoere, knappe, blonde man') gedacht als spermadonoren voor hun kroost, maar dat is René zij dank niet doorgegaan.
Marianne Thamm beschrijft met de haar kenmerkende originaliteit hoe onhandelbaar ze als kind was, hoelang ze erover deed om klaar te komen met haar lesbische geaardheid en hoe de misdaadjournalistiek haar belangrijkste school werd, waar ze de apartheid leerde te verfoeien. Hoe moeilijk een leven als het hare te rijmen valt met dat van haar verwekker, is de altijd terugkerende vraag. Haar vader was een afstandelijke man met weinig expliciete politieke opinies, maar hij zwoer de Führer van zijn jeugd nooit helemaal af, hij had `Mein Kampf' in huis en kon moeiteloos met de apartheid leven hij vertelde graag over die keer dat hij in een wapenfabriek Hendrik Verwoerd ontmoette, de vormgever van het apartheidssysteem. Botsingen tussen vader en dochter waren onvermijdelijk. Marianne Thamm beschrijft ze na zijn dood in alinea's die getuigen van diepe reflectie en psychoanalytische lectuur, en toont spijt dat ze niet in staat was tot een opener gesprek. Hoezeer ze vreemden bleven, blijkt uit een opmerking van haar vader aan het einde van zijn leven: `Ik wist niet dat je grappig was.'
Thamm mag dan een flapuit zijn in de omgang, in haar memoires blijft ze behoorlijk discreet als ze de vrouwen beschrijft die ze uit `de ondiepe en troebele lesbische vijver' van Kaapstad opviste: op ene Garbo volgen de Betoverende Jonge Vrouw en de Canadese auteur C. Een depressief seizoen brengt Thamm overigens in de Admiraal de Boisotstraat in Antwerpen door `Er was geen land waar ik beter kon instorten dan België.' Uiteindelijk komt ze tot rust als matroos bij kapitein X. Thamm vindt zelf kinderen opvoeden gecompliceerd genoeg om er nooit aan te beginnen (`Als we elkaar de waarheid zouden vertellen, zou de mens zich niet meer voortplanten'), maar haar vrouw wil kinderen en die komen er dus via adoptie: Layla en Kenya. Twee zwarte dochters van een blank lesbisch stel: in het Zuid-Afrika van vandaag is het niet gebruikelijk, maar het kan dus wel. Meermaals drukt Thamm haar blijde verwondering uit over het `omslagpunt van de menselijke soort' dat op dat gebied is bereikt. De beschrijving van de rol van tovenaar Mandela in dat proces is behoorlijk lyrisch. De gezinssamenstelling heeft ook iets van een experiment, en Thamm is zich daarvan bewust: kan een blank stel hun zwarte kinderen ook een bewustzijn van hun zwarte identiteit meegeven? Vader Georg Thamm heeft zijn zwarte kleinkinderen nog enkele jaren meegemaakt, en hij heeft hen probleemloos omarmd. Het inspireert zijn dochter tot de optimistische gedachte dat mensen, zoals kanaries, nieuwe liedjes kunnen zingen. De Engelse titel van de memoires, `Hitler, Verwoerd, Mandela and me' verwees vooral naar de complexe voorgeschiedenis van Thamms bestaan. De Nederlandse titel, `De ondraaglijke blankheid van het bestaan', wijst veeleer vooruit, naar het gecompliceerde samenleven van blanken, kleurlingen en zwarten in de regenboognatie. Of je nu focust op het heden of het verleden, makkelijk is het leven niet aan de Kaap de Goede Hoop, maar het was alleszins slim van Thamm om van het hare een interessant en geestig, maar daarom niet minder eerlijk relaas te maken.
Verberg tekst