Rudi Vranckx, die voor VRT sinds jaren het Midden-Oosten van nabij volgt, schreef met Geesten van het avondland een boeiende journalistieke studie voor een breed publiek over de wortels van het moslimterrorisme. Zijn onderzoek, in het spoor van de evoluties en aanslagen na 9/11, strekte zich uit van Brussel tot Bagdad, van Londen tot Libanon, van Den Haag tot Jalalabad.
De geest is uit de fles
Bijgestaan door zijn VRT-medewerksters Ina Maes en Inge Vrancken, onderzoekt Vranckx de met elkaar verstrengelde acties van moslimterrorisme sedert 9/11. Zijn analyse van de verschillende aanslagen wereldwijd is echter meteen ook een uitdaging om op zoek te gaan naar de 'roots van het moslimterrorisme', en om een onderzoek te doen naar de mislukking van het neoconservatieve Amerikaanse beleid in de bestrijding ervan. Door de oorlog tegen Saddam Hoessein dachten de neoconservatieve adviseurs van president George W. Bush en het Pentagon van Irak een toonbeeld te kunnen maken van democratie, voorspoed en stabiliteit in het Midden-Oosten. De andere landen zouden als dominostenen vallen en zich bekeren tot de democratie; de wortels van het extremisme zouden uitgerukt worden. De Amerikaanse droom werd niet bewaarheid, integendeel. Zoals vroeger vanuit Afghanistan, zal er nu een nieuwe generatie van honderden extremisten getraind en gehard uit Irak terugkeren naar de probleemwijken in Europa, als kankercellen die zich uitzaaien en andere besmetten. "De geest is ontsnapt uit de fles en heeft zich in de Europese steden genesteld", schrijft Vranckx dan ook. Concreet ? over welke groepen, netwerken en aantallen het gaat ? wordt Vranckx niet, maar wel vindt hij bij elke aanslag of arrestatie wel verbanden en betrokkenen die uiteindelijk teruggaan op de 'trainingscentra' van het hedendaagse jihadisme.
Dat de geest uit de fles is, betekent dat de toekomst i.v.m. het moslimterrorisme er oncontroleerbaar en onbetrouwbaar uitziet. Vranckx ziet het somber in. Niet dat we de islam automatisch met terrorisme in verband mogen brengen, verre van. Vranckx legt er de nadruk op dat zijn boek niet gaat over de 99,9 procent gelovige moslims die alleen maar een rustig leven willen leiden, ver van terreur en geweld. Zij volgen de regels van de Koran in alle verdraagzaamheid. Het boek gaat over de anderen.
Die anderen, dat zijn de fundamentalistische islamitische groepen, die verantwoordelijk zijn voor een vrij groot pakket van de recente terreurdaden. Maar wat maakt dat deze disparate groepen elkaar vinden en daadkracht verleent? Een gemeenschappelijke vijand misschien? Wat maakt dat Osama, een rijke ondernemer uit Saoedi-Arabië, al-Zawahiri, een radicale dokter uit Egypte, het straatjoch al-Zarqawi uit Jordanië, het Maghrebijnse boefje uit Madrid en een Pakistaanse schoolmeester uit Leeds elkaar vinden? Het spoor leidt naar de bergen van Afghanistan, waar door de moedjahiddin, de jihad-strijders en vervolgens de taliban de kiemen gezaaid zijn, meer dan een kwarteeuw geleden; het voorlopige eindpunt ligt in Irak, waar nu aan de lopende band nieuwe jihadisten geproduceerd worden. Bagdad is als een kaarsvlam waar de ontwortelden uit de moslimwereld onweerstaanbaar naartoe worden getrokken.
Tijdens de recente oorlog in Libanon had Vranckx met Ayat, een sjiitische tolk en volbloed journaliste, een gesprek over moslimstrijders en militieleden. De politiek van de Verenigde Staten en Israël in het Midden-Oosten is een kweekvijver geweest voor militanten, zeggen de strijders zelf. Ayat heeft nog een andere verklaring. De Arabieren hebben een identiteitsprobleem: alles wat ze geprobeerd hebben, is mislukt, ze weten niet meer wie ze zijn. De radicale islam is voor een aantal moslims het enige antwoord en houvast. De fundamentalisten -- die de maatschappij sociaal, economisch en politiek willen islamiseren -- maken van deze onzekerheid handig gebruik, bv. via predikers die op jongeren een grote invloed hebben. Vranckx beschrijft hun gesloten wereld "met eigen pizzeria's, broodjeszaken en sportclubs [...] internetforums en boekenwinkels". Hij beschouwt het 'interne' probleem van de moslimwereld dus als een kwestie van identeit en het gebrek daaraan. Daarbij heeft hij het verrassend genoeg amper over het secularisme, en hoe fundamentalistische en terroristische groeperingen ontstonden in de strijd tegen de groeiende secularisering van de moslimwereld.
Fundamentalisten worden overal gevormd, maar in Pakistan en Afghanistan springt een wel heel bijzondere opleiding in het oog, die geleidelijk aan in andere landen navolging kent. Daar kunnen kinderen vanaf vijf jaar voor onderwijs en opvoeding terecht in madrassa's of gespecialiseerde Koranscholen. Op het curriculum staan niet alleen lessen over de Koran, maar soms ook lessen over het gebruik van de kalasjnikov. Veel madrassa's zijn verbonden met een of andere verzetsbeweging of extremistische partij. De Pakistaanse president Musharraf lijkt zelf gegijzeld te worden door de steeds machtiger wordende groep extremisten en heeft al een paar moordaanslagen overleefd. Intussen blijven de madrassa's, de assemblagelijnen van de jihad-fabriek, op volle toeren draaien. In de ogen van het Westen zijn de taliban allang niet meer het grote probleem, maar vooral de moslims uit Europa die in de madrassa's een hersenspoeling krijgen.
De extremisten in de Arabische wereld en in Europa haten onze waarden en levenswijze, die ze met alle middelen willen bestrijden. Dit is meteen de bijzonderste conclusie van Vranckx, en het Westen kan daar in zijn visie weinig aan verhelpen. Hij citeert Anas, een oud jihad-strijder: "De enige mensen die deze ideeën kunnen uitroeien zijn moslims, niet met geweld maar met islamitische logica." Tot het zover is zullen we terrorisme moeten beschouwen als een fenomeen dat willens nillens ons leven bepaalt.
Zoals in zijn tv-verslaggeving gaat Rudi Vranckx in Geesten van het avondland even zorgvuldig als geëngageerd te werk. Hij weet als geen ander diep in te gaan op het singuliere, dankzij zijn vele, directe contacten in de moslimwereld. Zijn interviews en rapportages over incidenten en individuen zijn telkens levendige en verhelderende stukken. Anders dan bv. zijn collega Jef Lambrecht vertrekt hij niet vanuit de literatuur en theorie, maar vanuit concrete feiten en uitspraken, die hij dan extrapoleert en een plaats geeft in een groter verhaal. Dat verhaal wordt echter niet altijd duidelijk onderbouwd, maar het voordeel van zijn boek, in vergelijking met de eerder intellectuele stijl van Lambrecht, is dat het de zaken zo aanschouwelijk maakt. Als betrokken journalist benadert Vranckx het onderwerp ook met de nodige emoties. Een gesprek met een taxichauffeur raakt Vranckx evenzeer als een ontmoeting met een moslimleider. Geesten van het avondland is dus geen diepgravende wetenschappelijke studie, maar 'living history', waarin dikwijls aangrijpende en veelzeggende woorden vallen. In Casablanca had Vranckx bv. een gesprek met 'expert' Mohammed Darif, die verwijst naar een vermeend vers uit de Koran: "Een goede moslim is een dode moslim, of die op de dood wacht." Darif voegt eraan toe: "De Koran wordt spijtig genoeg verkeerd geïnterpreteerd. Er is een industrie van de dood in de islam. Sommigen willen niet leven om een zaak te verdedigen, maar sterven." [Frans L. Van den Brande]
Verberg tekst