Eerste dossier: een 73-jarige, verstikt door de giftige uitstoot van koolmonoxide. Het tweede, derde en vierde: gestorven na een longoedeem, onthoofding en asfyxie. Vijfde dossier: een driejarige, overleden ten gevolge van een hartstilstand. Zijn lijk werd gevonden zonder hart, lever, nieren, longen en oogbollen. Nummers zes tot en met negen: dood na wurging, een overdosis heroïne, door zelfmoord met een pistool en door een opengereten buik na veelvuldige verminking en verkrachting. Het tiende dossier is dat van een foetus die bewerkt werd met een houwer en daarna verbrand. Het laatste van een toerist die werd doodgebeten door een haai! Elf doden, en allemaal op een hoopje in een besneeuwd bos bij Borgo San Giuda, een gehucht hoog in de Dolomieten. Een ijselijk bloedbad, op een plek die nauwelijks bestond.
De absurde moordpartij in het begin van het boek schept heel even de verwachting van een onwaarschijnlijke misdaadroman, maar daar brandt Sandro Veronesi (Kalme chaos, Troje…
Lees verder
Eerste dossier: een 73-jarige, verstikt door de giftige uitstoot van koolmonoxide. Het tweede, derde en vierde: gestorven na een longoedeem, onthoofding en asfyxie. Vijfde dossier: een driejarige, overleden ten gevolge van een hartstilstand. Zijn lijk werd gevonden zonder hart, lever, nieren, longen en oogbollen. Nummers zes tot en met negen: dood na wurging, een overdosis heroïne, door zelfmoord met een pistool en door een opengereten buik na veelvuldige verminking en verkrachting. Het tiende dossier is dat van een foetus die bewerkt werd met een houwer en daarna verbrand. Het laatste van een toerist die werd doodgebeten door een haai! Elf doden, en allemaal op een hoopje in een besneeuwd bos bij Borgo San Giuda, een gehucht hoog in de Dolomieten. Een ijselijk bloedbad, op een plek die nauwelijks bestond.
De absurde moordpartij in het begin van het boek schept heel even de verwachting van een onwaarschijnlijke misdaadroman, maar daar brandt Sandro Veronesi (Kalme chaos, Troje brandt!) zijn vingers niet aan. De geïsoleerde plaats van delict en de gesloten berggemeenschap, de raadselachtige horror en het gesjoemel met bewijzen van de politiediensten lenen zich nochtans uitstekend tot een onpretentieuze thriller. Officieel heet de krankzinnige gruwel een terroristische aanslag. Toch gaat het er Veronesi niet in het minst om wie of wat de moorden heeft gepleegd. Hij biedt geen traditionele uitwegen, maar neemt de slachtpartij uitsluitend als symbolisch startpunt. Met XY brengt hij een origineel en kritisch verhaal over geloof, vertwijfeling en ongeloof, over onverklaarbaarheid, over traumatische ervaringen en hoe mensen daarmee omgaan.
De sfeer in het anders godvrezende en vreedzame dorpje slaat bruusk om, nog voor de lijken begraven zijn. Onbegrip en ongeloof maken de zwijgzame, in zichzelf gekeerde tongen los en oude wonden worden weer opengereten. Wat de vrome gemeenschap nog bindt, is hun plotse aversie tegen don Ermete, hun pastoor en uitgerekend de enige in het dorp die de strijd met het kwaad wil aangaan, hoewel ook hij geen raad weet met de totale waanzin en het verlies. Jaren had hij ervoor gestreden om de achterdocht de kop in te drukken die rond Borgo San Giuda hing ten gevolge van het misverstand over de heilige aan wie het dorp was opgedragen, de Heilige Judas Thaddeüs, niet te verwarren met Jezus’ verrader Judas Iskariot. Met engelengeduld had hij de identiteit van een leeglopend dorp hersteld. De uittocht was gestopt, sommige waren weer teruggekeerd. Maar opeens staat hij alleen. Op de koop toe wordt de borgo overspoeld. De pakken witte sneeuw op het dorpsplein worden verslonden door bestelwagens met satellietschotels, grote terreinwagens en een horde verslaggevers en technici met stevig ingepakte tv-camera’s. Het circus brengt geen heil, integendeel. Veronesi’s geniale kritiek op de duivelse sensatiezucht van de media treft hard. Don Ermete, radeloos en zelf haast verslagen, ziet zijn kudde lijden en ten onder gaan aan de enorme psychische druk, maar dan brengt het lot hem bij een eenendertigjarige psychiater uit de stad, Giovanna Gassion.
De pastoor en de psychiater, de twee protagonisten, op het eerste gezicht water en vuur, vinden elkaar in hun tanende geloof in respectievelijk God en de wetenschap. Don Ermete overtuigt dokter Gassion, die net een wonde aan haar hand liet dichten die na vijftien jaar weer openging, om samen het kwaad het hoofd te bieden dat zich bij de desperate inwoners van Borgo San Giuda manifesteert, en zij neemt haar intrek in een vrij kamertje van de pastorij. XY haakt op sublieme wijze twee atypische figuren aan elkaar vast. De pastoor is geen doorsneepastoor; don Ermete is een intellectueel, die als missionaris in Zuid-Amerika verbleven heeft. De psychiater is geen pillendraaier; zij zet haar eerste stappen in de psychoanalyse en durft verder te kijken dan de klassieke, louter op empirische bewijzen gestoelde psychiatrie. Bovendien delen zij een geheim: zonder het van elkaar te weten, zijn ze bij de weinige die op de hoogte zijn van de krankzinnige vaststellingen die de politie maakte bij de slachting.
Maar wat doe je daarmee? De schrijver houdt op met de indruk te geven dat het om een whodunit gaat en laat zijn hoofdpersonages Dostojevskiaans bij zichzelf en bij elkaar op zoek gaan naar het waarom, het onverklaarbare. Don Ermete op een rigide, beredeneerde, Giovanna op een veel emotionelere manier. Haar stroom van ordeloze gedachten en confuse gevoelens laten naar het einde toe zelfs geen interpunctie meer toe. Veronesi toont zich een meester van de taal, ook wanneer er wordt gezwegen. In hun poging om voor het dorp en zichzelf een manier te vinden om het drama te verwerken, lijkt er soms meer verzwegen dan verteld te worden en roepen de pastoor en de psychiater meer vragen op dan ze antwoorden krijgen. Hoe leg je namelijk iets aan jezelf en anderen uit wat nauwelijks of niet te bevatten is? Hun introspectieve, confronterende reis leidt tot een onthullende biecht van Giovanna bij don Ermete en omgekeerd een psychoanalytische sessie van de pastoor bij de psychiater.
Sandro Veronesi gaat in XY magistraal te werk met wat in de menselijke geest spookt als hij voor traumatische ervaringen komt te staan en geen pasklare antwoorden vindt.
[Jan Mertens]
Verberg tekst