Memoir. De Italiaanse vrijheidsstrijder Silvio Pellico zat tien jaar in de gevangenis. Zijn aantekeningen uit het ondergrondse zijn nog het lezen waard.
Op portretten staat Silvio Pellico (1789-1854) afgebeeld als een schriele brillenman met een ongezonde gelaatskleur. Niet meteen het prototype van de revolutionair, zou je denken, en toch is de schrijver uit Saluzzo een van de grote helden van de Italiaanse geschiedenis. Als lid van de Carbonari, een geheime organisatie die een onafhankelijk en eengemaakt Italië nastreefde, werd hij in 1820 opgepakt en voor tien jaar achter de tralies gezet. Zijn belevenissen stelde hij te boek in Mijn gevangenissen, waarmee hij in recordtijd de meest gelezen Italiaan van het negentiende-eeuwse Europa werd. Merkwaardig, want deze publicatie heeft niets revolutionairs. Het autobiografische relaas van een Carbonaro die zich in de nor bekeert tot het katholieke geloof staat bol van de kwezelarijen. De katholieken twijfelden destijds aan zijn oprechtheid en voor de patriotten was hij een verrader, maar de combinatie van vaderlandsliefde en vroomheid sprak het negentiende-eeuwse publiek aan en wekte in de Europese salons veel sympathie voor de Italiaanse zaak. De herdrukken en vertalingen waren niet aan te slepen. Volgens Metternich was het boek voor Oostenrijk funester dan een verloren veldslag.
Arme Pellico, gelezen en geprezen om de verkeerde reden. De auteur groeide uit tot een icoon van het risorgimento en werd een held tegen wil en dank. Zijn getuigenis werd gelezen als een aanklacht tegen de wreedheid van het Oostenrijkse regime, zodat zijn stichtelijke boodschap finaal de mist in ging. En dat terwijl er in deze memoires geen onvertogen woord over politiek te lezen valt: 'Net als een geliefde die slecht is behandeld door zijn beminde en het plechtige besluit heeft genomen haar de rug toe te keren, laat ik de politiek voor wat ze is en zal ik het over andere zaken hebben.'
Weg met Voltaire
De 31-jarige journalist, dichter en toneelschrijver werd op vrijdag de dertiende oktober 1820 in Milaan gearresteerd. Hoogverraad, zo luidde de aanklacht. De Carbonari streefden naar een onafhankelijk en verenigd Italië en de Oostenrijkers, die na de val van Napoleon weer de lakens uitdeelden, konden daar niet om lachen. Na twee jaar voorarrest in Milaan en Venetië werd Pellico afgevoerd naar Brünn - het huidige Brno - en voor acht jaar opgeborgen in een ondergrondse kerker van fort Spielberg, de strengste gevangenis van de Oostenrijkse monarchie. Velen van zijn lotgenoten konden het niet navertellen. Het draconische regime, de vochtige ondergrondse cellen en het karige, onverteerbare voedsel kostten de auteur zijn gezondheid. Dat de naam Spielberg zo'n sinistere bijklank heeft, is aan zijn getuigenis te danken. Ook Stendhal, die monsieur Pellico in zijn werk geregeld opvoert, beschrijft de strafinrichting als een oord van verschrikking.
In het verleden had Pellico zich zelden of nooit met godsdienst beziggehouden, maar na de eerste nacht in de bajes begonnen de godvruchtige gedachten op te spelen en binnen de kortste keren veranderde de revolutionair in een fundamentalistische kwezel, die eindeloos emmerde over de weldaden van het geloof en gretig afgaf op atheïsten, Voltaire en de verlichtingsfilosofie. Op de paar vellen papier die het penitentiaire regime hem toestond, schreef hij gedichten en treurspelen. Zijn persoonlijke bespiegelingen noteerde hij in geheimschrift op een oud tafeltje, dat zodra het volgeschreven was weer met een stuk glas werd afgeschraapt.
Bekeringsgeschiedenis?
Veel viel er in de nor niet te beleven. De gevangene sloot vriendschap met een doofstom weesje dat opgroeide in het gevang, werd verliefd op een 'gevallen vrouw' die naar de naam Maddalena luisterde, voerde gesprekken met een medegevangene die zich uitgaf voor de zoon van Lodewijk XVI en was getuige van de amputatie van het been van zijn vriend Piero Maroncelli. Deze laatste was heel wat minder te spreken over de barre omstandigheden in de Spielberg. Zijn Aanvullingen op 'Mijn gevangenissen' belandden dan ook prompt op de index, wat Pellico heel even in nauwe schoentjes bracht.
De auteur zelf is opvallend clement voor zijn beulen en Maarten Asscher meent in zijn nawoord te weten hoe dat komt. Het heeft er alle schijn van dat Pellico zijn gevangeniservaringen heeft ingekleed als een bekeringsgeschiedenis om de kerkelijke en de wereldlijke censuur om de tuin te leiden. Of dat klopt, is nog maar de vraag, want de verdere levenswandel van onze held is allesbehalve subversief te noemen. Pellico, geboren in het revolutiejaar 1789, was in zijn jonge jaren een kosmopolitische, vrije geest, die zich later ontpopte als een regelrechte femelaar. Dat neemt niet weg dat hij in zijn oude dag nog steeds door de manschappen van Garibaldi op handen werd gedragen en een lichtend voorbeeld was voor vrijheidsstrijders overal ter wereld.
Zelf heeft hij de eenmaking van zijn dierbare vaderland niet meer meegemaakt, maar zijn boek heeft er wel een flinke steen aan bijgedragen. Zijn ostentatieve vroomheid is voor de hedendaagse lezer moeilijk te verteren, maar het drammerige wordt gelukkig gecompenseerd door de levendige schrijfstijl en de vlotte dialogen. Mijn gevangenissen is een interessant staaltje gevangenisliteratuur, dat vooral documentaire waarde heeft.
Vertaald door Yond Boeke en Patty Krone, Van Oorschot, 240 blz., 19,90 € (e-boek 12,50 €). Oorspronkelijke titel: 'Le mie prigioni'.
Verberg tekst