‘Ik werd in de tweede week van juni ontvoerd. Maar goed ook; het dreigde toch al een beroerde zomer te worden. Eerst zouden we een fietstocht gaan maken, maar dat ging niet door omdat het begon te motregenen, echt een heel klein beetje maar. Vervolgens zouden we gaan kamperen, maar toen moest papa onverwacht nog iets doen voor zijn werk en bleven we dus thuis. Leuke dingen voor het hele gezin om samen te ondernemen, zei papa altijd wanneer hij weer plannen maakte, maar hij vroeg nooit aan ons wat wíj nou wilden. Van zijn plannen kwam nooit iets terecht, en na al die onvervulde beloftes geloofde ik het allemaal wel.’ Zo begint het eerste boek van Siri Kolu uit de ‘Ik en de Rovers’-reeks. De drie eerste boeken zijn al vertaald in het Nederlands; een vierde komt eraan. De verhalen gaan over Roos, een tienjarig meisje dat op een doodgewone dag op weg met haar ouders en zus naar haar oma, wordt ontvoerd tijdens een roofoverval van de familie Rover, een Finse struikroversfamilie die bestaa…
Lees verder
‘Ik werd in de tweede week van juni ontvoerd. Maar goed ook; het dreigde toch al een beroerde zomer te worden. Eerst zouden we een fietstocht gaan maken, maar dat ging niet door omdat het begon te motregenen, echt een heel klein beetje maar. Vervolgens zouden we gaan kamperen, maar toen moest papa onverwacht nog iets doen voor zijn werk en bleven we dus thuis. Leuke dingen voor het hele gezin om samen te ondernemen, zei papa altijd wanneer hij weer plannen maakte, maar hij vroeg nooit aan ons wat wíj nou wilden. Van zijn plannen kwam nooit iets terecht, en na al die onvervulde beloftes geloofde ik het allemaal wel.’ Zo begint het eerste boek van Siri Kolu uit de ‘Ik en de Rovers’-reeks. De drie eerste boeken zijn al vertaald in het Nederlands; een vierde komt eraan. De verhalen gaan over Roos, een tienjarig meisje dat op een doodgewone dag op weg met haar ouders en zus naar haar oma, wordt ontvoerd tijdens een roofoverval van de familie Rover, een Finse struikroversfamilie die bestaat uit Razende Karel en Hilda (de ouders), hun twee kinderen Alex en Carlo en een vriend van de familie, Gouwe Piet. Normaal gezien nemen de Rovers geen mensen mee bij hun plundertochten op BelBets (hun scheldnaam voor de gewone burgers: belastingbetalers). Ze stelen wat ze kunnen gebruiken, voornamelijk Barbies en tonnen snoepgoed, maar Razende Karel dacht in een opwelling dat Roos wel leuk gezelschap zou zijn voor zijn kinderen. Haast per ongeluk belandt Roos dus in een busje tussen een op het eerste gezicht zootje ongeregelde, brutale rovers. In het begin probeert Roos nog te ontsnappen, maar al snel voelt ze zich meer thuis tussen de familie Rover dan bij haar eigen saaie gezin. Het roversbestaan is immers nieuw en spannend: welk kind zou het niet leuk vinden om tot ’s avonds laat te kamperen aan een meertje, zoveel vlees op je brood kunnen leggen als je wil en je ziek te eten in allerlei suikerzoet snoepgoed met de vreemdste namen? Het eerste boek is een heerlijk anarchistisch verhaal, dat haast leest als een komische roadmovie, waarin het absurde struikroven en het leven van de familie Rover als een doodnormale realiteit wordt voorgesteld en geaccepteerd door Roos. Met haar kurkdroge en schrandere observaties vertelt ze over de meest opwindende zomer van haar leven, onbezorgd en de draak stekend met het burgerlijke leventje van haar eigen familie.
Maar die haast euforische sfeer verandert vrij drastisch in het tweede en derde boek. Roos ontwikkelt zich immers tot een onmisbare schakel binnen de familie Rover. Als snel slaagt ze erin een meestermisdaad te plegen en oplossingen te vinden voor conflicten. Ze blijkt een geboren rover te zijn. Maar dat zorgt er ook voor dat de familie Rover met jaloezie te maken krijgt. Hoewel in het eerste boek de roversgemeenschap nog als een harmonieus samenlevende, bijna hippieachtige groep wordt voorgesteld, worden de families in Ik en de Rovers zingen karaoke meer en meer vijanden. Het wordt steeds moeilijker om te bepalen wie bondgenoten zijn, zeker wanneer er een nieuwe roverskoning moet worden gekozen tijdens de bandietenkaraoke op het jaarlijkse zomerfestival van de roversgemeenschap. Nog steeds zijn er dezelfde hilarische, charmante personages als in het eerste boek, dezelfde absurde taferelen (zoals de levensbelangrijke bandietenkaraoke en andere competities van het zomerfestival —’bakken & worstelen’, ‘schaalmodellen’, ‘bedot’ en ‘taxatie’) en het eten van tonnen worsten en bladerdeegbroodjes. De sfeer wordt echter wat grimmiger en Roos begint ook meer en meer aan zichzelf te twijfelen: ze draagt een steeds groter wordende verantwoordelijkheid binnen de familie Rover en ziet in dat het leven bij haar eigen gezin toch ook niet zo slecht was.
In het derde boek Ik en de Rovers op zoek naar de Gids van Qvist ontwikkelt het personage van Roos zich nog meer. De familie Rover moet het koste wat het kost de eeuwenoude Gids van Qvist vinden, de eerste roverkoning. Ze hopen dat deze Gids cruciale informatie en richtlijnen bevat voor de roversgemeenschap. Ze hopen zo de vrede te kunnen herstellen, want ook de andere roversfamilies zijn op zoek naar de Gids, die macht geeft. Wanneer Roos in haar dromen onverklaarbare en vaak onontcijferbare informatie krijgt over de locatie van de Gids, komt er een grote last op haar schouders om hem op tijd in haar handen te krijgen. Bovendien groeit ze ook dichter naar haar eigen familie toe en kan ze steeds meer begrip opbrengen voor hun levensstijl. Haar vader blijkt bovendien een beetje een held te zijn en heeft de sleutel in handen om te verklaren hoe het komt dat Roos een haast geboren Rover blijkt te zijn. Ook haar irritante zus Viola ligt Roos nauwer aan het hart dan ze ooit had durven vermoeden. Het is ronduit knap hoe Siri Kolu start met een boek dat zuiver vermaak biedt en dat ook nog eens wordt verteld door de ogen van het hoofdpersonage, waardoor de lezer van op de eerste rij het plezier en de verwondering van Roos meemaakt. Haar droge notities in haar eigen boekje zetten alle regels van het Roversbestaan kurkdroog en netjes op een rij. Daarna weet Kolu haar verhaal echter een draai te geven, zonder de humor te verliezen, maar met meer body en een hoofdpersonage dat aan zichzelf durft te twijfelen en na drie zomers alles in een breder perspectief kan plaatsen, waardoor Roos haar zwart/wit-visie over de Rovers en haar eigen familie moet bijstellen. Haar notities worden dan meer en meer een dagboek om haar eigen twijfels te ventileren. Het is dan ook uitkijken naar het vierde boek uit de reeks, want de verhaalstof rond Roos en de familie Rover is nog niet opgedroogd.
[Tine Verachten]
Verberg tekst