Boze tongen heet de nieuwste roman van Tom Lanoye. Het is een grootse finale van een familie-epos dat alles zegt over de Vlaming, de Belg, de Grote en de Kleine mens. Het einde van een meesterlijke Monstertrilogie. Tom Lanoye: 'Het Goddelijk Monster is thuisgekomen.' En: 'Het zit dichter op mijn eigen huid dan men kan vermoeden.'
2002. Uitgerekend dit feestjaar verschijnt het einde van de trilogie. Het eerste deel kreeg de naam Het goddelijke monster mee. Het was een exposé waarin een familie werd geschetst, een politieke satire werd opgezet en het België van de laatste twintig jaar werd uitgebeend. Deel twee heette Zwarte tranen, het verhaal van toenemende raadsels en een uiteenvallende familie van contactgestoorde en conformistische individuen. In deel drie, dat helemaal het stilistisch en compositorisch waarmerk Lanoye draagt, zitten ze zichzelf op het vel. Narcistische zelfverminking en echo's uit een land dat België heet. Geschonden komt het Monster thuis. In het jaar dat we de Guldensporenslag herdenken.
Lanoye: ,,Als de hele trilogie in één band verschijnt, telt ze 1302 pagina's. Ook geen toeval. Welgeteld waren het er 1300, we hebben er twee bijgevoegd.''
Dit boek is op zich een feest voor Vlaanderen. Boze tongen, heet het. En die tongen spreken zoals ze gebekt zijn. Lanoye: ,,Het hele boek is een grote kreet: het grote verhaal bestaat wel! Dat op dit moment mensen lijden onder de afwezigheid ervan en tegelijkertijd als individu weigeren in een groot verhaal gevangen te zitten, dat is op zich weer een groot verhaal. Alles wordt beheerst door versplintering. Iedereen, ik inclusief, lijdt daaronder. Ook ik vecht tegen verzuiling, tegen grote familiebanden, maar tegelijkertijd zit er ook een remming op, je wil en kan je niet helemaal losrukken.''
Je personages krijgen die thematische verbrokkeling en twijfel mee in hun taal. Op die manier danst in Boze tongen ieder personage zijn danse macabre op een op het lijf geschreven taalchoreografie. Woorden -- balletten.
,,Ik hou de botsing in ere. Er zijn mensen die nog van literatuur verwachten dat het een unisono classicistische stem is van een auteur. Ik heb mij net geamuseerd met bijna een hele pagina van Walschap in dit boek te verwerken en flarden Thomas Mann en Niklas Frank. Op die manier kan ik echt beginnen bouwen en recycleren, samplen en ensceneren. Ik laat me doelbewust wellustig beïnvloeden door film en televisie, de dramaturgie, de stijlbreuken, de cliffhangers. En zonder die voor ieder personage afzonderlijke chorusline zou het niet van deze tijd noch van mijn hand zijn. Ik ben op zoek naar de mogelijkheden van het Nederlands. Meertalig zijn in zijn eigen taal is voor een Vlaming toch een indringend iets. Niemand heeft zijn taal zo geproblematiseerd en getheatraliseerd als de Vlaming. Het idioom dat ik nu gebruik, hanteer ik niet in een gesprek met mijn ouders. Ik zou nooit zo spreken in Amsterdam. Wij kiezen heel keurig onze idiomen naargelang van de situatie. Ik ook, maar als ik schrijf, wil ik koppig Vlaming blijven.''
Je Vlaamse Koppen staan ergens voor. Het zijn bijna emblematische figuren. Leo, de tapijtenfabrikant, hengelend naar de liefde van zijn broer en een familiebewustzijn, begeesterd door de bloed--en--bodemfilosofie, heeft zich geprofessionaliseerd tot bodembedekker.
,,Die streek in West-Vlaanderen, dat Texas van Vlaanderen is op meer danéé n vlak inspirerend. Het is ongelofelijk dat precies daar aan die IJzervlakte het imperium ligt van de tapijtenfabrikanten. Bodembedekkers, samenhokkend op een bodem waar zoveel gebeurd is, waar zoveel bloed in geklonterd zit. En hoe gaat dat. Dat is de poëzie van de tapis-plain: elk kantje bedekkend, zolang je maar niet meer ziet wat er overal onder ligt. Die paranoia. Stel je voor dat er onder het tapijt een slechtgelegde chap ligt. Een vast wollen tapijt over de gebeurtenissen.
Die personages staan voor dé industrie, dé geldhandel, dé politiek. Instellingen die in een zware crisis verkeren. Ze raken letterlijk hun aanzien kwijt. Katrien, een van de tot nu toe meest conformistische hoofdpersonages verliest zelfs letterlijk haar gezicht.''
Katrien verminkt zich met haar eigen spiegelbeeld, ze vernietigt zelfs haar tong. Ze kan op het einde alleen nog wat klanken uitbraken. De zwijgzame wordt een van de meest sprekende karakters.
,,Er is natuurlijk niets wat nog meer het symbool kan zijn van gebrek aan communicatie. Eerst zwijgt ze bokkig, terwijl ze wel alles heeft om te kunnen spreken. Ze verkeert in de onmogelijkheid om te spreken. Bijna op dezelfde manier als Boudewijn zich in de onmogelijkheid achtte om iets te tekenen wat hij niet wilde. De rol van de persoon en de koning waren compleet verward. Spreken en niet spreken, het dragen en afrukken van maskers. Die thema's komen in al mijn werk uiteindelijk op de een of andere manier terug. Pas als de schoonheid van Katrien vernietigd wordt, komt de lelijkheid aan de buitenkant te zitten -- dan pas voelt ze zich echt. De vraag die mij beheerst, is niet alleen een worstelen met identiteiten en met versplintering. Maar ook 'Wat is werkelijkheid', 'Wat is waarheid?' Niet toevallig zit je met die laatste zin van het boek, die zo dubbel klinkt op het einde: 'De waarheid en niets dan de waarheid! En dan komt alles toch nog goed.'
Je gebruikt ook de familie als een soort enscenering?
,,Ze past in een grote enscenering. De kernfamilie heeft de extended family verdrongen, omdat ze economisch veel rendabeler is. De rollen van het gezin worden tegelijkertijd bezongen en opgedrongen. Kijk naar het modale soapgezin. Maar soms zijn de problemen veel groter dan we aankunnen. Veel kunstuitingen laten zien dat die gezinsenscenering een donkere keerzijde heeft. Kunst moet die blootleggen.''
Wat moet kunst, wat moet literatuur volgens Lanoye?
,,Kunst heeft op zich niets te maken met schone dingen. Dat modemakers aanspraak gaan maken op het etiket kunst, vind ik twijfelachtig. Ik heb geen enkel probleem met entertainment, maar een entertainer is in mijn ogen geen kunstenaar als hij niet door het entertainment heenschiet. Als kunst alleen maar schoon is, is het in het beste geval goede design. Vroeger heette dat decoratie.
Ik blijf van de oude stempel: ik zie een duidelijk verschil tussen lectuur en literatuur. Het onderscheid is dat literatuur toch af en toe pijn moet doen. Een auteur moet naar het dilemma en de dubbele pijn daarvan op zoek gaan: verscheurdheid. Tragedie is nooit een maat voor niks omdat het om een onoplosbaar dilemma gaat. Op een bepaald moment laat ik Herman tegen de studenten zeggen: 'De cynici houden van het dilemma omdat het een status quo is die hen niet verplicht tot stellingname.' Een tragedie is het omgekeerde van het cynisme. Het gaat om het tastbaar maken van de grote tegenstellingen die ons al vanuit de klassieke letteren bereikt hebben. Ik zal niet proberen te schrijven alsof ik uit de grachtengordel kom, laat staan uit Manhattan. Ik moet niet proberen de Big American novel te schrijven. Maar ik wil wel met de grote literaire uitgangspunten en dilemma's in een klein deel van een klunzig land de ambitie hebben om iets met die universele thema's te doen. Ik kan nu de Big Flemish novel schrijven.
Ik schrijf met de bagage die ik heb uit de nu dominante Angelsaksische cultuur. Maar ook uit de traditie die ik ken, waarin ik mezelf heb ingelezen. Van Van den vos Reynaerde tot en met Claus en alles wat ik daartussen bewonder aan Boonen en Walschappen en Van Ostaijens. Ik heb nog een groot deel meegenomen uit Nederland. Ik heb zeer doelbewust grote Nederlanders zitten lezen. Van Schendel tot Couperus, Multatuli, Reve, enzoverder. Tegelijkertijd ben ik zot van films en tv en toneel, de klassieke drama's. Ik ben ook wel in politiek geïnteresseerd. Ik heb de familie waar ik uit voortkom, het Waasland. Dat neem ik allemaal mee. Niemand heeft die mix, ik moet alleen maar zien dat ik er iets mee aanvang. Ik ben ook een soort Katrien, denk ik.''
Op welke manier ben jij een soort Katrien?
,,Klein, alleszins. Het beeld dat zij die verschillende rollen moet spelen en er zichzelf soms ook toe dwingt. De versplintering over verschillende personages heen. Het dienen als een projectiescherm. Ik denk dat elke auteur dat moet kunnen zijn. Ik doe dat op een andere manier dan de meesten. Ik speel natuurlijk wel in op de populaire cultuur, zeg maar als een popidool. Maar ik hoop dat ik dat zo goed doe dat ik zelf uit de picture blijf. Ik heb het met mijn vormveranderingen altijd zo extreem gespeeld dat ik niet te veel loslaat van mezelf. Ik verschuil mij in het zoeklicht.''
De lolbroek en de heremiet. Spel met stijl en stem. Een roman die via Vlaanderen een wereldvisie verkondigt. Maar je zei ook dat er pijnen in je boeken moeten liggen. Wat is de grootste pijn voor een schrijver als Lanoye?
,,Ja, dat blijft toch zeer klassiek: het aftakelen en sterven. De doden in mijn boek komen in een dodenkoor terecht dat de wereld becommentarieert. Een Vlaming leeft als een boer en sterft rijk, maar ongelukkig. Daar ontsnap ik ook niet aan. Dat blijft, de absurditeit van die mensen die constant als ratjes rondlopen in tredmolentjes. En dan het niet kunnen ontsnappen uit het te voorspellen proces van aftakelen en verliezen. Iets waar ik nog altijd kwaadheid om voel. Ik wilde een soort hemel bij elkaar schrijven van mensen die daar eindelijk uit bevrijd zijn. Maar ze blijven commentaar geven. Waarbij je je dan hopelijk bescheurt van het lachen. Dat is ook een manier van met de dingen om te gaan. Daarover is onderzoek uitgevoerd bij het enige andere zoogdier dat lacht, de aap. Men vroeg zich af waarom apen lachen. Wat blijkt: als ze lachen is het meestal omdat ze angstig zijn. Aangezien er niet zoveel verschil bestaat tussen mensen en apen moet er daarom in mijn boeken zoveel gelachen worden.''
Opvallend is hoe de verloren broer, de ontbrekende schakel in de familie De Schryver, een bijna mythische dimensie begint aan te nemen en de identiteit van alle anderen mee bepaalt. Je broer Guy, die op zijn 31-ste verongelukte, zat al in Slagerszoon met een brilletje of in Kartonnen dozen... De gestorven broederliefde in Niemands Land. Hij begeleidt je oeuvre.
,,De grotere oude broer, de sportieve en buiten de familie zeer populaire, sterke, knappe broer. Het betere zelf. De figuur Steven/Stephen beschrijft hem in Boze tongen op een bepaald moment zo. Zo was hij dus. Ik was die broer al kwijt voor hij gestorven was, toen hij op internaat ging en mij niet meer nodig had. Ik kon niet meer gebruikt worden als levende pop om contact te maken met de grieten die hij binnen wilde doen, die zogenaamd heel dol op mij waren maar mij gebruikten als een manier om met hem in contact te komen.
Hij is voor mij dat eerste soort van minnaarbeeld, de broedermin. Ik woon ook in de Antwerpse Broederminstraat. De amateur-psychoanalist zal zeggen: 'Ha daar komt een deel van zijn homoseksualiteit vandaan.' Terwijl het de eerste jongensvriendschap is, zonder dat je beseft wat erotiek betekent. De broer staat als mythologie ook voor jeugd, voor kritiekloos kunnen bewonderen. De dood van een broer luidt een keermoment in een familie in. Het is een schakel die plots ontbreekt. Het verlies van een kind is voor ouders toch een bijna onnatuurlijk gebeuren, een ouder wordt verondersteld eerst te gaan. Als je een broer verliest, zie je ook wat dat met je ouders doet. Je voelt iets aan hen knagen en barsten waarbij je voor jezelf ook moet vaststellen: het had mij ook kunnen overkomen. Het hele plaatje van het kerngezin klopt niet meer. Je wordt er al vrij snel met je neus op geduwd dat dat fictie is. Toen hij met zijn auto tegen een boom reed en zijn nek brak, was hij 31, jonger dan ik nu ben. Wat ook een vreemd gevoel is. Ik beschouw hem nog altijd als de oudere. Het boek zit veel dichter op mijn huid dan dat de meeste mensen weten.''
Het verdichten van de waarheid op universele wijze om dan de luis in de pels te zijn van dit bestel. Zoiets?
,,Het hele levensgevoel wat wij als Belgen van de afgelopen twintig jaar overhouden is toch dat je zelfs de eenvoudigste waarheid niet kunt kennen. Kijk naar al die schandalen. Kijk naar Dutroux. Je kunt zelfs niet weten of het onbenoemd laten van de waarheid al dan niet het gevolg is van een complot, stunteligheid of tragikomedie. Die basisfrustratie hebben we allemaal. Het proces-Dutroux is intussen een lakmoesproef geworden van een tijd, een maatschappij en een bestel. De zaak-Dutroux gaat niet alleen over die kidnapper die meisjes gedood heeft. De Witte Mars en de hele commotie ging over Dutroux, die het symbool werd van het niet functioneren van instellingen. Een uiting van een bestaand wantrouwen jegens alle instellingen: onderwijs, media, justitie, politiek, politie, rechtvaardigheid op zich. Het vertrouwen kan alleen teruggewonnen worden door een goed proces. Het feit dat het zolang duurt, is alvast geen stap in de goede richting. En de andere processen duren ook zolang. Wat met het KB-luxproces, dat al negen jaar op zich laat wachten? Het onderzoek naar de Bende van Nijvel is nooit tot een bevredigend einde gebracht. Wat weten we over de aanslagen van de CCC? Is er nu iemand die een belangwekkend boek of film gemaakt heeft over de aanslagen van de CCC? Waarom is dat niet belangrijk? We hebben toen verdomme het leger op onze straten gehad. Op een moment dat ook onze maatschappij in crisis zat, de grote rakettenbetogingen, we hebben toen vier keer na mekaar de Witte Mars gehad. Is dat helemaal weg? Ik geloof ook niet dat dat weg is. Net zoals ik Niemands Land maak omdat ik ervan overtuigd ben dat we die littekens van Wereldoorlog I nog meedragen, wil ik hier de vraag stellen waar die energie van de Witte Mars is gebleven. Die energie is er nog. Verzuurd en wel.''
Jij demaskeert de bestaande macht impliciet door fragmenten uit het echte politieke en maatschappelijke leven in je boek te plaatsen. Een bezoek van Jean-Marie De Decker in de cel, Delcroix en zijn schriftjes, Sauwens en zijn Vlaamse liedjes, de familie De Clerck.
,,Wie? Ik gebruik ze alleen maar als bouwstenen. Het zijn vermommingen, echo's, verhalen die mij zijn aangereikt door de werkelijkheid en niets meer te maken hebben met de mensen zelf. Een sleutelroman levert dat niet op, wel een boek over de problematische verhouding tussen werkelijkheid en fictie. Waarbij je er altijd rekening mee moet blijven houden dat wat ons als zogenaamde waarheid wordt verteld in journaals, in kranten, in weekbladen, ook maar een geconstrueerde vorm is van de werkelijkheid. Daar geef ik dan nog eens een extra draai aan.''
Een van de motto's van je boek, van Witold Gombrovicz, luidt: ,,U werkt op de zenuwen, u doet het mensen op de heupen krijgen, u bent de levende provocatie! Hoe kunt u zo zwijgen, hoe kunt u zo perfect zwijgen!''
,,Wat ik gekozen heb lang vooraleer Volkert van der G. in zijn cel begon te zwijgen. Toch merkwaardig hoe hij door te zwijgen iedereen de kans geeft in zijn stilte wat dan ook te projecteren. Hoe opeens de twee nationale monsters bij elkaar komen in een en hetzelfde taalgebied. Ons nationaal monster, Dutroux naast Volkert van der G. Van der G. is de postmoderne. Door te zwijgen maakt hij alle communicatie en vooral informatie onmogelijk. Hij geeft iedereen zijn zin en voedt de complottheorieën. Wij zitten met een moderne versie van een monster, die al zijn communicatie beheerst door te veel en overbodige communicatie te geven. Twee monsters die elkaars pendant zijn. De een is een activist. De man voelt zich zo verantwoordelijk voor de maatschappij dat hij tegen het kwaad ten strijde trekt door zelf een van de zwaarste misdaden te plegen. En daar staat bij ons in België een sjoemelende, zich niets van de maatschappij aantrekkende, alle wetten overtredende gast tegenover. Een man die kinderen ontvoert en vermoordt en dan nog eens de sociale zekerheid oplicht. Nu, het zegt ook iets over de aard van Nederland en België.''
Verberg tekst